Belastingplan 2016
Op dinsdag 15 september 2015 heeft het kabinet het Belastingplan 2016 ingediend bij de Tweede Kamer. In deze nieuwsbrief informeren wij u over enkele belangrijke voorstellen uit dit belastingplan. Sommige treden per 1 januari 2016 in werking. De maatregelen Herziening box 3 en treedt pas in 2017 in werking.
Heffingskortingen en tarieven inkomstenbelasting
Het tarief in de tweede en derde schijf voor de heffing van de inkomstenbelasting is gewijzigd van 42% naar 40,15%. Daarnaast is de bovengrens van de derde schijf verhoogd van € 57.585, – naar € 66.421, -. Hiermee ziet de tarieftabel er in 2016 als volgt uit:
Ondergrens | Bovengrens | Belasting vorige schijf | Tarief |
– | € 19.922, – | – | 8,40% |
€ 19.922, – | € 33.715, – | € 1.673, – | 12,00% |
€ 33.715, – | € 66.421, – | € 3.328, – | 40,15% |
€ 66.421, – | – | € 16.459, – | 52,00% |
De algemene heffingskorting blijft € 2230, – bedragen. Echter stijgt het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting van 2,32% naar 4,796%. Voorheen kon de algemene heffingskorting hooguit afgebouwd worden met € 861, -. In het voorstel kan afbouw leiden tot een algemene heffingskorting van nihil.
Het maximum van de arbeidskorting is gestegen van € 2220, – naar € 3103, -, maar de wijzigingen betreffen tevens een vroegere en volledige afbouw van de arbeidskorting. Daarnaast betreffen de wijzigingen een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting, ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting en jonggehandicaptenkorting.
Herziening box 3
Voorgesteld wordt om de structuur van box 3 te herzien. Onder de huidige regeling worden in box 3 vermogensinkomsten forfaitair belast door een fictief rendement in aanmerking te nemen van 4% van het vermogen op 1 januari en dat te belasten tegen 30%. Omdat een rendement van 4% voor veel belastingplichtigen al jaren niet wordt gehaald, stelt de regering voor om met ingang van 1 januari 2017 het forfaitaire rendement als volgt te wijzigen:
Grondslag | Forfaitair rendement 2015 | Forfaitair rendement 2017 |
€ 0 – € 75.000 | 4,0% | 2,9% |
€ 75.000 – € 975.000 | 4,0% | 4,7% |
> € 975.000 | 4,0% | 5,5% |
Het in aanmerking te nemen rendement neemt dus toe naarmate het vermogen toeneemt. De tabel geldt in principe per belastingplichtige. Daarnaast wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd van € 21.139 per persoon tot € 25.000.
Achtergrond van het voorstel is dat naarmate het box-3-vermogen toeneemt, het vermogen voor een groter deel uit beleggingen blijkt te bestaan. Omdat het gemiddelde langetermijnrendement bij beleggingen hoger is dan bij spaargeld, stijgt het gemiddelde rendement naarmate het box-3-vermogen groter is. Om aan dit gegeven recht te doen, wordt het forfaitaire rendement per vermogensklasse berekend.
Bij elk vermogensklasse wordt van een andere vermogensmix uitgegaan, waarmee de verhouding wordt aangegeven tussen beleggingen en spaargeld. Vervolgens wordt het forfaitaire rendement bepaald op basis van reële rendementen in de voorafgaande jaren, waarbij voor beleggingen een ander rendement wordt gehanteerd dan voor spaargeld. Het gemiddelde rendement op spaargeld wordt berekend over een periode van vijf jaar. Bij beleggingen wordt uitgegaan van een meetkundig gemiddelde waarbij het laatste jaar voor een vijftiende deel in aanmerking wordt genomen. Elk jaar vindt op die manier een herijking van de rendementen plaats. Bovenstaande tabel bevat dan ook de voorlopige percentages. Volgend jaar zullen de percentages voor 2017 op basis van de meest recente gegevens definitief worden vastgesteld.
Buitenlandse belastingplichtigen worden in box 3 alleen belast voor het forfaitaire voordeel uit in Nederland gelegen onroerende zaken. Voor hen gaat hetzelfde forfaitaire rendement gelden als voor binnenlandse belastingplichtigen. Dit forfaitaire rendement is dus mede gebaseerd op de aanwezigheid van spaartegoeden, aandelen en obligaties, hoewel die niet tot hun box-3-vermogen behoren.
Een laatste wijziging in box 3 is dat kinderalimentatieverplichtingen met ingang van 1 januari 2017 niet langer in mindering mogen worden gebracht op de rendementsgrondslag. De uitzondering geldt ook voor vergelijkbare verplichtingen in de familiesfeer.
Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning
Voorgesteld wordt om de eenmalige vrijstelling van schenkbelasting bij schenkingen ten behoeve van een eigen woning met ingang van 1 januari 2017 te verruimen. De vrijstelling wordt verhoogd van € 53.016 (bedrag 2016) naar € 100.000. Bovendien vervalt de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind. De voorwaarde dat de begunstigde tussen de 18 en 40 jaar moet zijn, blijft wel gelden. Het doel van de structurele verruiming is dat de eigenwoningschuld van huishoudens afneemt.
Emigratie aanmerkelijkbelanghouder
Indien een in Nederland woonachtige aanmerkelijk belanghouder emigreert, wordt aan hem een conserverende aanslag opgelegd over het verschil tussen de waarde van de aandelen en de verkrijgingsprijs. Voor deze aanslag wordt uitstel van betaling verleend. Tot op heden werd de aanslag na verloop van tien jaar kwijtgescholden. Deze kwijtscheldingsmogelijkheid komt geheel en per direct te vervallen, zodat Nederland ook na de tienjaarsperiode heffingsbevoegd is. Daarnaast vervalt de mogelijkheid om na emigratie tot 90% van de waarde van de aandelen een dividend uit te keren, zonder dat dit tot invordering van de conserverende aanslag leidt.
De wetgeving heeft terugwerkende kracht tot 15 september 2015, 15.15 uur. Voor aanmerkelijk belanghouders die vóór dit moment zijn geëmigreerd, geldt dus de oude regeling. De regeling geldt ook voor conserverende aanslagen die zijn opgelegd ter zake van een schenking of vererving van een aanmerkelijkbelangpakket aan een natuurlijk persoon die niet in Nederland woont.