De leegwaarderatio in box 3 hoeft niet altijd te worden toegepast

Recentelijk zijn er een aantal uitspraken geweest over het woningwaarderingsstelsel in box 3. Zoals u weet wordt de WOZ-waarde in toenemende mate gehanteerd als uitgangspunt voor de waardering van woningen in diverse belastingwetten. Dit geldt inmiddels voor Waterschapsbelasting, OZB en Successierechten, maar ook voor de inkomstenbelasting in box 3, bijvoorbeeld ten aanzien van tweede woningen en verhuurd vastgoed. Op de WOZ-waarde mag vervolgens voor verhuurd vastgoed een vermindering van op de WOZ-waarde worden toegepast volgens een jaarlijks vastgestelde tabel (leegwaarderatio). In sommige gevallen leidt dit echter nog steeds tot een (veel) te hoge waarde. De uitspraak van Hof Den Haag van 11 februari 2013, en vervolgens van de Hoge Raad op 3 april 2015, gaat over een dergelijke situatie.

Deze zaak was aangespannen door een particuliere verhuurder van een bovenwoning. De verhuurder ging in beroep tegen zijn aanslag inkomstenbelasting 2010. Vanwege het te hanteren woningwaarderingsstelsel in box 3 diende de verhuurder een waarde te hanteren van € 430.500, zijnde de WOZ-waarde verminderd met de wettelijke afslag die op verhuurd vastgoed mag worden toegepast. Omdat er echter een huurder in de bovenwoning woonde die een zeer lage huur betaalde, kwam de taxatiewaarde van de woning uit op slechts € 274.000.

De verhuurder behaalde mede door de (hogere) box 3 heffing een structureel negatief exploitatieresultaat met de bovenwoning. Volgens de verhuurder was dit in strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), omdat zijn recht op het ongestoord genot van zijn eigendom onevenredig werd geschaad door de hoge box 3 waardering.

Uitspraak Hof

Het Hof was het met de eigenaar eens. De wetgever had volgens het Hof best een speciale regeling kunnen treffen voor die gevallen waarbij de WOZ waarde te veel afweek van de waarde in het economisch verkeer (bijv. de taxatiewaarde). Het Hof gaf daarbij het volgende handvat. Op het moment dat de WOZ-waarde meer dan 25% hoger uitkomt dan de waarde in het economisch verkeer, mag de taxatiewaarde worden gehanteerd voor de berekening van de inkomstenbelasting in box 3.

De uitspraak kan interessant zijn van vastgoedeigenaren in box 3, met name voor verhuurders. Inmiddels is de zaak voorgelegd aan de Hoge Raad.

Uitspraak Hoge Raad

Op 3 april 2015 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een tegenbewijsmogelijkheid moet worden geboden aan belastingplichtigen die een of meer woningen verhuren, en die in box 3 geconfronteerd worden met een waardering die naar hun mening hoger is dan de werkelijk waarde. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat de ‘gestapelde’ forfaitaire waardebepaling voor verhuurde woningen in box 3 (WOZ-waarde vermenigvuldigd met de leegwaarderatio van artikel 17a UBIB 2001) niet hoeft te worden toegepast indien de uitkomst hiervan in betekenende mate (10% of meer) afwijkt van de waarde in het economisch verkeer van de woning, mits belanghebbende kan aantonen dat van een dergelijke afwijking sprake is. De Hoge Raad gaat dus niet uit van 25% maar zelfs van een 10% afwijking.

Uitspraak Hof in verwijzingszaak

Vervolgens is er nog een verwijzingsuitspraak van het Hof (Gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2016:32) gekomen over dit bewijsvraagstuk. Daarbij wordt door het Hof eerst de vraag beantwoord of de afwijking van 10% per afzonderlijke woning of op portefeuilleniveau moet worden beoordeeld. Een voor de praktijk niet onbelangrijk vraagstuk. In dit laatste geval zou immers aannemelijk moeten worden gemaakt dat het saldo van de voor box 3 gehanteerde waarde van alle verhuurde woningen gezamenlijk meer dan 10% afwijkt van het saldo van de waarde in het economisch verkeer hiervan. Het bereik van de ‘tegenbewijsregeling’ zal in deze uitleg dan ook beperkter zijn, omdat dan eerst binnen de portefeuille alle te hoog gewaardeerde woningen tegen de te laag gewaardeerde woningen moeten worden weggestreept.

Het Hof oordeelt dat het aannemelijk maken van de afwijking van meer dan 10% per afzonderlijke woning mag worden toegepast.

 

Vastgoed en de bedrijfsopvolgingsregeling

Vastgoed en de bedrijfsopvolgingsregeling

Hof Den Haag 20 december 2013 (BK-12/00757)

In deze zaak bestond de nalatenschap van een overledene uit een aanzienlijke vastgoedportefeuille die was ondergebracht in een BV. De aandelen in de BV zijn tegen de economische waarde opgenomen in de aanslag erfbelasting. De erfgenamen zijn in beroep gegaan tegen deze aanslag en omdat naar hun mening de zogenaamde bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing was op de aandelen. Deze regeling geldt voor BV’s die een onderneming drijven en biedt een vrijstelling van 83%-100% van de waarde van de aandelen. De vraag die aan de orde was in deze zaak was in hoeverre een vastgoedportefeuille kan worden aangemerkt als ondernemingsvermogen.

De vastgoedportefeuille in deze procedure had een waarde van enkele miljoenen. Volgens het Hof was de omvang van de werkzaamheden die met betrekking tot de vastgoedportefeuille in de BV werden verricht zodanig, dat de cashflowpositie in de BV beter was dan bij normaal vermogensbeheer. Er was bijvoorbeeld geen sprake van huurachterstanden of leegstand en de aandeelhouders hadden jarenlange ervaring en besteedden veel tijd aan de portefeuille. Op grond daarvan concludeerde het Hof dat sprake was van ondernemingsvermogen en dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet hierop van toepassing waren. De erfgenamen mochten daardoor een beroep doen op de bedrijfsopvolgingsregeling waardoor de verschuldigde erfbelasting aanzienlijk werd verminderd.

Deze uitspraak kan als een ‘trendbreuk’ worden aangemerkt. Tot op heden worden dit soort vastgoedportefeuilles zowel door eigenaren als door de Belastingdienst doorgaans als beleggingsvermogen aangemerkt. Dat is ook de reden dat in privé gehouden vastgoed in de meeste gevallen als box 3 vermogen (beleggingsvermogen) wordt aangemerkt en niet als box 1 vermogen (ondernemingsvermogen).

De hofuitspraak heeft daarmee een belangrijke keerzijde. Voor de erfgenamen in de betreffende zaak was het prettig dat zij aanzienlijk minder erfbelasting waren verschuldigd over de door hen verkregen nalatenschap. Maar voor eigenaren van vastgoed in box 3 kan de uitspraak veel minder gunstige gevolgen hebben. Als ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, de uitspraak van het Hof volgt, zou de kwalificatie van vastgoed in box 3 in met deze zaak vergelijkbare gevallen ter discussie kunnen worden gesteld. Dit vastgoed zou dan mogelijk thuishoren in box 1, waarin de rendementen worden belast met maximaal 52% inkomstenbelasting. En dat is iets waar veel vastgoedeigenaren niet aan moeten denken!

Het is afwachten hoe de Hoge Raad zal beslissen in deze zaak. Het advies aan erfgenamen van met deze zaak vergelijkbare vastgoedportefeuilles is om in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad (pro forma) bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag erfbelasting.

 

Schenkingen aan de volgende generatie

Schenkingen aan de volgende generatie

Nu de economie weer wat lijkt aan te trekken, kunnen we te maken krijgen met waardestijgingen van bezittingen. En wanneer de verwachting is dat bezittingen in waarde zullen stijgen, is het vanuit fiscale optiek voordelig om deze bezittingen over te dragen aan de volgende generatie. De waardestijging komt dan vanaf het moment van de overdracht ten goede aan de volgende generatie en hierover hoeft op termijn geen erfbelasting te worden betaald. Daarnaast komen de eventuele rendementen ook meteen toe aan de volgende generatie. Tot slot kan door nu alvast vermogen te schenken optimaal worden geprofiteerd van vrijstellingen en tariefsvoordelen in de Successiewet.

Hoe zat het ook alweer met de schenkbelasting

Jaarlijks mag een ouder aan ieder kind een bedrag van € 5.229 schenken, zonder dat er schenkbelasting verschuldigd is. Voor kleinkinderen bedraagt dit bedrag € 2.092. Het vrijgestelde bedrag wordt eenmalig voor kinderen tussen de 18 en 40 jaar verhoogd tot € 25.096 of tot € 52.881 indien de schenking wordt gebruikt voor een studie of voor de eigen woning. Sinds 2016 geldt voorts dat aan iedereen een bedrag van € 100.000 mag worden geschonken zonder heffing van schenkbelasting, indien de schenking wordt gebruikt voor de aflossing van de eigenwoningschuld of de aankoop, verbetering of het onderhoud van de eigen woning en aan enkele andere voorwaarden is voldaan. Indien ouders voor hun kinderen gebruik willen maken van deze schenkingsvrijstelling van € 100.000, dan komt hierop in mindering het deel van de verhoogde vrijstelling dat in het verleden reeds is benut.

Voor zover meer wordt verkregen dan het vrijgestelde bedrag, is schenkbelasting verschuldigd. In 2016 zijn kinderen over een schenking tot € 121.903 (zonder rekening te houden met vrijstellingen) 10% schenkbelasting verschuldigd. Over het meerdere is 20% belasting verschuldigd. De tarieven die betaald moeten worden over erfenissen zijn hieraan gelijk. Gedurende tien jaar lang ieder jaar een schenking doen van € 100.000, is dus aanzienlijk goedkoper dan € 1.000.000 ineens te laten vereven aan uw kind.

Wat kan er geschonken worden?

De meest eenvoudige vorm is de schenking in contanten. Simpelweg geld overmaken aan degene die u wenst te bevoordelen, volstaat. Wanneer de liquide middelen niet voorhanden zijn, kan een schenking onder schuldigerkenning uitkomst bieden. Bij de notaris wordt een bedrag schuldig erkend aan de kinderen. Vastgelegd wordt dat de kinderen dit bedrag pas kunnen opeisen bij overlijden van de ouders. Jaarlijks moet op de schuld aan de kinderen, minstens 6% rente worden betaald. Om er zeker van te zijn dat de fiscus de schuld ook erkent bij overlijden, moet deze rente ook daadwerkelijk aan de kinderen worden betaald. Een schenking in de vorm van een schuldigerkenning zorgt er wel voor dat er vermogen wordt overgeheveld naar de volgende generatie, maar heeft niet tot gevolg dat toekomstige waardestijgingen op dit vermogen aan de volgende generatie toekomen. Om dit te realiseren is het nodig dat daadwerkelijk bepaalde bezittingen aan de kinderen worden overgedragen. Uiteraard zal altijd goed in kaart moeten worden gebracht wat de financiële en fiscale gevolgen van een dergelijke overdracht zijn.

Wanneer u overweegt om bijvoorbeeld onroerende zaken of effecten aan uw kinderen te schenken en het is uw wens deze portefeuille bij elkaar te houden, dan kan een familiefonds uitkomst bieden.

Familiefonds

Een familiefonds is een besloten fonds voor gemene rekening waarin meerdere personen uit één familie gezamenlijk beleggen. In een familiefonds spelen drie partijen een rol: de beheerder, de bewaarder en de participanten.

De participanten hebben vermogen ingebracht en krijgen hiervoor in ruil participaties in het fonds. De participaties geven aanspraak op het fondsvermogen. De bewaarder is degene op wiens naam de beleggingen van het fonds staan en de beheerder is belast met het beheer van het fondsvermogen.

De functies van beheerder en bewaarder worden in het algemeen uitgeoefend door de oprichter van het fonds. Dit zullen doorgaan de ouders zijn. Om de continuïteit van het familiefonds te waarborgen, kan er ook voor worden gekozen om de functie van beheerder uit te laten oefenen door een stichting. Het voordeel hiervan is dat voor de toekomst kan worden vastgelegd wie het bestuur zal vormen van de stichting. Het bestuur van de stichting heeft dan als beheerder zeggenschap over het fondsvermogen.

Het fonds wordt opgericht door het opstellen van fondsvoorwaarden. Deze voorwaarden kunnen zo worden ingericht dat de ouder gedurende zijn of haar leven alle vrijheid heeft om zelf zeggenschap te houden over de onroerende zaken of de effecten.

De ouder heeft zijn onroerende zaken of effecten ingebracht in het fonds en heeft hiervoor participaties teruggekregen. Deze participaties kunnen vervolgens worden geschonken aan de kinderen. Het voordeel is dat de onderliggende vermogensbestanddelen op deze manier in delen kunnen worden geschonken aan de kinderen. Waardestijgingen en rendementen komen na de schenking toe aan de kinderen, maar de zeggenschap blijft toekomen aan de ouders.

Belastingplan 2016

Belastingplan 2016

Op dinsdag 15 september 2015 heeft het kabinet het Belastingplan 2016 ingediend bij de Tweede Kamer. In deze nieuwsbrief informeren wij u over enkele belangrijke voorstellen uit dit belastingplan. Sommige treden per 1 januari 2016 in werking. De maatregelen Herziening box 3 en treedt pas in 2017 in werking.

Continue reading ‘Belastingplan 2016’ »

Welkom op belastingwetboek.nl

Welkom op Belastingwetboek.nl

Op deze website vindt u een overzichtelijke weergave van enkele belangrijke fiscale naslagwerken, te weten:

  • belastingwetten
  • belastingtarieven en
  • belastingverdragen

De bedoeling is om op korte termijn ook fiscaal nieuwsberichten en belastingvoorstellen te plaatsen op de website. Mocht u opmerkingen, vragen of suggesties hebben, neem dan contact op met de beheerder via belastingwetboek@gmail.com.

Continue reading ‘Welkom op belastingwetboek.nl’ »